Copingstrategieën

Copingstrategieën worden toegepast bij stress, probleemgedrag en andere tegenslagen. De ene persoon maakt hier uit zichzelf al gebruik van, terwijl de ander er door begeleiding of specialisten op gewezen moet worden. Er zijn vele manieren om met tegenslagen en onbalans in je leven om te gaan, hier zie je verschillende vormen

1. Actief aanpakken: de situatie rustig van alle kanten bekijken, de zaken op een rijtje zetten, doelgericht en met vertrouwen te werk gaan om het probleem op te lossen
2. Palliatieve reactie: afleiding zoeken, zich met andere dingen bezig houden om niet aan het probleem te hoeven denken, proberen zich wat prettiger te voelen door te roken te drinken of zich wat te ontspannen.
3. Vermijden: afwachten: de zaak op zijn beloop laten de situatie uit de weg gaan of afwachten wat er gaat gebeuren.
4. Sociale steun zoeken: het zoeken van troost of begrip bij anderen, zorgen aan iemand vertellen of hulp halen.
5. Passieve reactie patroon: zich volledig door de problemen en de situatie in beslag laten nemen, de zaak somber inzien, zich piekerend in zichzelf terugtrekken, niet instaat zijn om iets aan de situatie te doen, piekeren over het verleden.
6. Expressie van emoties: het laten blijken van ergernis of kwaadheid, spanningen afreageren.
7. Geruststellende en troostende gedachten hanteren: zichzelf geruststellen met de gedachte dat na de regen zonneschijn komt, dat anderen het ook wel eens moeilijk hebben of dat er nog wel een s ergere dingen gebeuren jezelf moed inspreken.

Effectieve strategieën zijn: actief aanpakken, palliatieve reactie, sociale steun zoeken en geruststellende en troostende gedachten hanteren. Ineffectieve strategieën zijn: vermijden, passieve reactie patroon en  expressie van emoties.

 

Bovenstaande copingstrategieën worden ook wel onderverdeeld in twee soorten strategieën met betrekking tot de omgang van patiënten: de avoiders en de sensitizers

Avoiders:dit zijn patiënten die als ze met in hun beleving bedreigende situaties worden geconfronteerd, proberen te vermijden om hieraan te denken, deze patiënten willen/moeten wel geïnformeerd worden, maar gedoseerd of kort van tevoren. Kenmerkend voor deze patiënt is dat zij lang niet alles willen zien of horen. Een veelgehoorde opmerking is ‘U doet maar wat u moet doen, maar ik kijk liever de andere kant op’. belangrijk is om dit te respecteren. Een goede vraag voorafgaand een verpleegtechnische handelingen zou kunnen zijn ‘wat wilt u? wilt u kijken en dat ik het uitleg of wilt u dat liever niet? Zo kom je erachter wat de patiënt fijn vind, en houd je dus rekening met de coping strategie van de patiënt.

Sensitizers: Willen juist wel kijken en over alles tekst en uitleg krijgen. Dit zijn patiënten die juist zo veel mogelijk informatie willen, om zich zo goed mogelijk op een nieuwe (bedreigende) situatie voor te bereiden. Deze stellen juist veel vragen en luisteren ook zeer goed naar de antwoorden die gegeven worden. Het lastige hiervan is dat men vaak het gevoel heeft op deze verstrekte informatie ‘vastgepind ’te kunnen worden. Immers, voor vrijwel alle procedures gelden ook weer uitzonderingen. De verpleegkundige kan informatie geven over hoe de wondgenezing in het algemeen verloopt, maar dat is ook weer afhankelijk of er zich bijvoorbeeld een infectie voor gaat doen. Bovendien wordt het vraaggedrag van sensitizers soms ten onrechte gezien als angstgedrag, in plaats van als coping stijl om te kunnen anticiperen op hetgeen er komen gaat. Hierdoor zijn hulpverleners wel een geneigd om juist minder informatie te geven of algemeenheden te verkondigen als ‘maakt u zich geen zorgen, wij letten er wel op of het goed gaat’. Hierdoor gaat de patiënt zich juist meer zorgen maken, omdat men zijn coping strategie negeert. Het is dus erg belangrijk dat je als verpleegkundige kijkt wat voor coping strategie een patiënt heeft, en dat je hier goed op in speelt.

 

Hieronder volgen nog enkele tips:

  • Geef voldoende informatie aan de patiënt.
  • Geef informatie op maat.
  • Belangrijke vraag daarbij is: wat zou ik willen weten als ik in zo’n situatie zat?
  • Bedenk steeds wie je voor je hebt en stem de informatie daarop af. Denk aan opleidingsniveau, voorkennis ed.
  • Herhaal de gegeven informatie. Er komt zo veel op de patiënt af, dat mensen veel vergeten. Bied de informatie mondeling aan én digitaal of geprint. Geef duidelijk aan dat mensen er op een later tijdstip nog vragen over mogen stellen.